Natuurlijk bos onderhoud

Een klein bosje/ natuurlijk bosje is breder dan 30 meter en groter dan 0,5 hectare.

Kenmerkend voor een natuurlijk bosje is de geleidelijke overgang van het omringende open gebied middels een zoomvegetatie (grassen en kruidachtigen) en middels de mantelvegetatie (struiken) naar de kernzone (bomen en struiken > 3 meter).

Beheer:

Aan de randen van het bos wordt hakhoutbeheer toegepast te vergelijken met het onderhoud van een houtsingel.

De kern van het bos wordt beheert door dunningen toe te passen. Eerst wordt bepaalt welke toekomstbomen er mogen blijven staan waarna deze middels verwijdering van concurrerende bomen/ struiken voldoende worden vrijgezet om zich verder goed te ontwikkelen.

Als er niet gedund wordt kunnen snelgroeiende boomsoorten als esdoorn, wilg, populier, Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers domineren ten opzichte van langzame groeiers zoals bijvoorbeeld inlandse eik. De snelgroeiende soorten zullen dan het bosbeeld gaan bepalen en zo ontstaat er dan een monotoon bos.

Hoe groter het bosje hoe meer zich er deze toe leent om afwisseling in aan te brengen. Bijvoorbeeld door juist ‘kale’ plekken te maken zodat daar verjonging op kan treden eventueel in combinatie met een tijdelijke kruidengroei. Met snoeihout kunnen takkenhopen of rillen gemaakt worden wat extra schuil- en broedgelegenheid oplevert. Indien gewenst kun je dood hout laten liggen of extra dood hout creëren om nog meer afwisseling en natuurwaarde (voedsel) te verkrijgen in het bos.

Met nestkasten voor vogels en vleermuizen kun je de natuur nog een extra handje helpen en wellicht het beheer afstemmen op bepaalde doelsoorten.